De Hofstraat was na maanden eindelijk gereed. Na veel zwaar werk kon het verkeer eindelijk weer door de Hofstraat rijden. Helemaal rond rijden kon nog niet want de straat verderop om de hoek was nu aan de beurt voor een grondige opknapbeurt.
Voor onze winkel waren drie parkeerplaatsen aangelegd. Drie zeer populaire parkeerplaatsen die vrijwel de gehele dag bezet waren. Alleen op de voorste parkeerplaats vond af en toe een wisseling van auto plaats.
Die parkeerplaats was tijdens het leggen van de stenen verplaatst zodat hij niet recht voor de ingang van onze winkel zou eindigen. Dat heeft wel wat energie en tijd gekost, maar uiteindelijk hadden we hem toch op de juiste plek gekregen.
Iets waar we echter niet mee rekening hadden gehouden waren de mensen die alles visueel minder goed konden inschatten. En wijzelf waren af en toe net te laat met het plaatsen van het reclamebord die twee functies had: tegenhouden van doorschieters en reclame maken.
Zo kwam er op een dag een vertegenwoordiger in een Mercedes de Hofstraat in rijden, hij zag het vrije parkeervak en besloot daar zijn auto te parkeren. Daarbij lette hij even niet goed op en zo parkeerde hij zijn auto recht voor de deur van onze winkel.
Die dag was voor ons al heel vroeg druk begonnen en het reclamebord stond nog niet op de stoep. De vertegenwoordiger was ook duidelijk niet bezig met de parkeerplek want hij bleef met draaiende motor recht voor onze winkeldeur staan en deed een greep in zijn koffer voor wat papieren die hij kennelijk nodig had. Het viel hem ook helemaal niet op dat wij met z’n vieren hem verbaasd stonden te kijken.
Toen kwam mijn vader met een impulsieve actie. Hij liep snel naar de voordeur, trok deze open en riep ‘Ik ga even naar die klant toe, tot zo!’ en liet zich vervolgens met een knal bovenop de motorkap van de auto vallen. De man in de auto keek hem met grote verbazing aan terwijl mijn vader weer overeind probeerde te komen en riep: ‘Welke idioot parkeert er zijn auto nou recht voor de ingang van mijn winkel! Ik ga de gemeente bellen!’. De vertegenwoordiger bleef hem verbaasd volgen tot hij uit zijn zicht was verdwenen.
Wij hadden ons even uit zijn zicht verplaatst en kwamen bijna niet meer bij van het lachen.
Bijgekomen van de schrik keek de man nog een keer goed om zich heen, en liet zijn auto langzaam achteruit rijden om hem daar te parkeren. Hij had duidelijk geen trek in een discussie met mijn vader, dus stapte hij snel uit en verdween om de hoek richting een van de winkels daar.
Vanaf die dag zat de routine om het bord voor opening van de winkel direct op de stoep te zetten bij ons ingebakken.